Formule 1-transfers die carrières verpestten Formule 1
Formule 1

Formule 1-transfers die carrières verpestten

Formule 1-transfers die carrières verpestten

Van team veranderen in de Formule 1 is altijd een gokje, succes is namelijk nooit gegarandeerd. Zo verklaarde vriend en vijand Lewis Hamilton voor gek toen hij de stap in 2013 maakte van McLaren naar Mercedes. De Duitse autofabrikant had op dat moment nog geen auto die kon meestrijden om het kampioenschap. Inmiddels zes wereldtitels verder kunnen we stellen dat Hamilton een verstandige keuze heeft gemaakt. Dat helaas niet voor iedereen een verandering van team zo goed uitpakt is wel gebleken. F1Maximaal blikt in willekeurige volgorde terug op de meest ongelukkige Formule 1-transfers uit de geschiedenis.

Fernando Alonso

Eigenlijk kan Fernando Alonso meerdere keren op deze lijst worden gezet, want na het winnen van twee wereldtitels bij Renault is de Spanjaard nooit meer zo succesvol geweest. Alonso werd in 2010 bij Ferrari onthaald als de nieuwe Messias. Hij gooide zelf nog wat olie op het vuur door te stellen dat Ferrari zijn laatste team in de Formule 1 zou worden. De Spanjaard had dan ook in 2010 dé kans om kampioen te worden. Helaas voor hem bleek Red Bull Racing te sterk te zijn en Sebastian Vettel, in dienst van de Oostenrijkers, ging er dan ook met de titel vandoor.

Na vier jaar Ferrari was het tijd voor een frisse start bij McLaren, waar Alonso in 2007 eerder al voor had geracet. De reünie was echter niet succesvol. McLaren was in 2015 overgestapt naar Honda-motoren. Honda kwam terug in de sport, maar moest nog veel leren, wat resulteerde in betrouwbaarheidsproblemen. Ook gaf de krachtbron te weinig vermogen. Tijdens de Grand Prix van Japan gaf de tweevoudig wereldkampioen via de boordradio zelfs aan dat de Honda-motor aanvoelde als een GP2 (hedendaagse Formule 2, red.) motor, wat extra pijnlijk was voor de Japanners.

De Spanjaard nam aan het einde van 2018 bij McLaren afscheid van de Formule 1. Alonso had ongetwijfeld meer verwacht van het McLaren-Honda project.

Damon Hill

Na het binnenhalen van de wereldtitel in 1996 leek de wereld aan de voeten van Damon Hill te liggen. Ware het niet dat het team waar Hill voor reed, Williams, al eerder had besloten het contract van de Brit niet te verlengen en hem te vervangen door Heinz-Harald Frentzen voor het seizoen erna. De zitjes bij de topteams waren al bezet en Hill had dan ook niet veel keuze meer. Er werd hier en daar nog geflirt met Jordan, maar de keuze viel op Arrows.

Het zou een verschrikkelijk jaar worden voor de kersverse wereldkampioen. Hij kwalificeerde zich als twintigste voor de eerste race van het seizoen. Als dat nog niet erg genoeg was, had Hill tijdens de formatieronde problemen met zijn wagen en nog voordat de race begon viel hij uit. Gedurende het jaar werden de prestaties weliswaar beter, maar de kampioen kon zijn titel natuurlijk niet verdedigen.

Toch was er een lichtpuntje in het seizoen bij Arrows. De Brit kon namelijk bijna de overwinning in Hongarije pakken. Hill zette zijn Arrows op een verdienstelijke P3 tijdens de kwalificatie. Tijdens de start van de race kon hij direct Jacques Villeneuve verschalken om P2 en in ronde 10 wist hij Schumacher te pakken en leidde hij de wedstrijd. Ondanks dat Damon Hill de beste papieren voor de wedstrijd in handen had, kwam toch het pechduiveltje om de hoek kijken. Aan het einde van de race werd Hill ingehaald door Villeneuve, de Arrows van de Brit had technische problemen en werd uiteindelijk afgevlagd als tweede.

Na slechts één jaar bij het team wisselde Damon Hill Arrows in voor Jordan waar hij in twee jaar tijd nog een overwinning op zijn cv mocht bijschrijven, maar vechten om het kampioenschap zat er niet meer in.

Jacques Villeneuve


Vaak bouwen coureurs aan een team om vervolgens kampioen te worden, Jacques Villeneuve viel in 1996 bij Williams met zijn neus in de boter en kon in zijn debuutjaar direct meevechten om het wereldkampioenschap. Hij werd echter tweede in het klassement achter teamgenoot en wereldkampioen Damon Hill. Het jaar erop zou uiteindelijk het jaar worden van de Canadees. Hij versloeg Michael Schumacher en pakte bij Williams zijn eerste en tevens laatste wereldtitel.

Formule 1-transfers die carrières verpestten

Het jaar erna was Williams ingehaald door Ferrari en McLaren en kon Villeneuve nog maar enkele podiumplekken bijschrijven, waarop hij in 1999 koos voor het gloednieuwe British American Racing (BAR). Het team, onder leiding van Craig Pollock, werd om Villeneuve heen gebouwd. Van een nieuw team wordt niet direct verwacht dat deze zal meedoen om de titel en BAR was daar geen uitzondering in. In vier jaar tijd speelde de Canadees, buiten een paar podiumplekken om, geen rol van betekenis meer voor de wereldtitel.

Eddie Irvine

Michael Schumacher brak in 1999 tijdens de Grand Prix van Silverstone beide benen tijdens een crash, waardoor teamgenoot Eddie Irvine voor de titel kon gaan. Het mocht niet baten, de Noord-Ier werd tweede in het klassement achter Mika Häkkinen (in de McLaren, red.). Het zou Irvines laatste kans worden, daar Ferrari besloot hem te vervangen door Rubens Barrichello. Irvine zorgde er wel voor dat het nieuws zo lang mogelijk binnenskamers bleef, zodat hij een sterke onderhandelingspositie had als nummer twee in het klassement.

Het team van Stewart F1 transformeerde in 2000 naar Jaguar en Irvine dacht dat dit een grote speler binnen de Formule 1 zou worden. Stewart F1 eindigde in 1999 immers nog op de vierde plek in het klassement. Al snel bleek dat dit eerder geluk dan wijsheid was. Met een goede financiële deal op papier startte Irvines nieuwe avontuur bij Jaguar. Al snel bleek dat het optimisme ongegrond was en dat Jaguar niet om de titel zou gaan meedoen. Volgens Irvine snapte Jaguar niet waar het om draaide in de Formule 1 en waren er verkeerde investeringen gedaan. Het werden drie lucratieve jaren bij Jaguar voor Irvine, maar de prestaties waren op z’n zachtst gezegd teleurstellend.

Emerson Fittipaldi

Braziliaan Emerson Fittipaldi werd in de jaren '70 twee keer wereldkampioen, eenmaal met McLaren en eenmaal met Lotus. Na in 1975 tweede te zijn geworden achter Niki Lauda maakte Fittipaldi de opmerkelijke keuze om te gaan racen voor het team dat door zijn broer Wilson werd opgezet, het enige Braziliaanse Formule 1-team ooit: Fittipaldi Automotive, ook wel bekend als Copersucar.

De stap werd vooral gezien als patriottisme, want een nieuw team kan eigenlijk bijna nooit meteen hoge ogen gooien. Ook in dit geval kon Emerson niet meer strijden om het wereldkampioenschap en zijn carrière eindigde helaas met een sisser. De hoogste notering in het eindklassement vinden we dan ook terug in 1978 waarin Fittipaldi het gelijknamige team op de tiende plek zetten. Wel kende Fittipaldi later nog de nodige successen in de Verenigde Staten: zo won hij de Indy 500 tweemaal.

Jean Alesi

Begin jaren ‘90 was Jean Alesi een man waarmee rekening gehouden moest worden voor de aankomende jaren, althans zo werd gedacht. De Fransman pakte bij middenmoter Tyrrell twee podiumplekken en zette zich daarmee op de kaart. Een aanbod van Williams voor een zitje in 1991 sloeg Alesi af. Hij ging zijn jongensdroom achterna en tekende bij Ferrari. Vergezeld door mede-Fransman en toenmalig drievoudig wereldkampioen Alain Prost leek Alesi in eerste instantie een gouden toekomst tegemoet te gaan. Helaas bleek al snel dat Ferrari niet het succes ging worden waar hij en de Italiaanse renstal op hoopte. In vijf jaar tijd kon de Fransman slechts één zege bijschrijven (Canada 1995, red.) en werd het tijd voor een ander avontuur.

Alesi koos in 1996 voor Benetton, dat in 1994 en 1995 wereldkampioen werd met Michael Schumacher. Het leek voor Alesi een gevalletje ‘wrong time, wrong place’; Benetton worstelde met de auto na het afscheid van Schumacher. De Franse rijder kon geen overwinning pakken, maar stond wel geregeld op het podium. Ross Brawn zei achteraf wel dat er meer in had gezeten en dat Alesi en teamgenoot Gerhard Berger niet goed samenwerkten, waardoor successen uitbleven.

Na het avontuur met Benetton koos Jean Alesi in 1998 voor Sauber, wat helaas ook de gestage ondergang van zijn racecarrière betekende. Buiten een derde plek in België om is er niets noemenswaardig te melden over dat seizoen voor de Fransman. Het tweede jaar bij Sauber was een jaar vol met uitvalbeurten en ook het seizoen erop bij het team van Prost kenmerkte zich als een ongelukkig seizoen met wederom veel niet-finishes. Meer dan een middenmoter kon Alesi zich na het avontuur bij Benetton helaas niet meer noemen.

Plaats reactie

666

0 reacties

Laad meer reacties

Je bekijkt nu de reacties waarvoor je een notificatie hebt ontvangen, wil je alle reacties bij dit artikel zien, klik dan op onderstaande knop.

Bekijk alle reacties

Meer nieuws