Vorige week werd bekend dat de naam Renault definitief de Formule 1 gaat verlaten. Alpine komt daarvoor in de plaats. Maar waar komt het merk nu eigenlijk vandaan? F1Maximaal duikt in de materie en legt uit waarom het eigenlijk vreemd is dat Alpine nu pas de Formule 1 betreedt.
Het automerk Alpine is in Nederland over het algemeen nog wat onbekend, maar voor autosportfans is de autobouwer zeker geen onbekende. De fabrikant heeft een lange en grote autosportgeschiedenis en parallellen met grote namen als McLaren en Porsche zijn erg snel gemaakt. Een korte introductie is dan wel op zijn plaats.
Het begint allemaal in 1954 in de Franse plaats Dieppe, een kustplaats in het noorden van het land. Daar werkte automonteur Jean Rédélé in zijn eigen garage en bedacht hij om zijn eigen autosportmerk te starten. Begin jaren vijftig haalde de monteur regelmatig successen op races als de Mille Miglia en de 24 uur van Le Mans met door hemzelf omgebouwde Renaults. Hij verstijfde het chassis en bouwde ze om tot lichte racemonsters van glasvezel, één van de kenmerken van Alpine.
Uiteindelijk begon Rédélé zich steeds meer te focussen op het wereldkampioenschap rally. In 1962 kwam het tot misschien wel de meest bekende auto van het merk: de Alpine A110. Een absolute klassieker in de autosport.
Die bolide was vanzelfsprekend zeer goed voor de verkoop, hoewel er maar mondjesmaat auto’s over de toonbank gingen. De fabriek in Dieppe bouwde deze auto’s immers met de hand. Toch wisten ze door de eerdere successen in de autosport wel steeds meer auto’s te verkopen.
De ontwikkeling van de auto begon vanaf 1971 pas echt zijn vruchten af te werpen. Dat jaar won Alpine meerdere rondes in het WRC, om vervolgens in 1973 ook kampioen te worden in hetzelfde kampioenschap. Daarmee versloegen ze grootheden als Porsche, Lancia en Ford.
Later dat jaar moest het bedrijf echter worden gered door Renault, die al jaren motoren leverde aan de autofabrikant. Het ging toen eveneens slecht met de autobranche door de benzinecrisis van 1973. Ook op motorsport-gebied ging het bergafwaarts. Lancia kwam met de legendarische Stratos om Alpine tot een halt te roepen. Renault was gedwongen om een andere WRC-machine te bouwen, wat het einde betekende van de A110.
Nieuw doel, nieuwe naam
Alpine zocht haar heil vervolgens elders in de motorsport. De fabrikant uit Dieppe wilde graag Le Mans winnen. Maar, zij zouden dat niet doen onder de eigen naam. Ze mochten samen met Renault succes gaan zoeken in de endurancesport. Renault had inmiddels ook haar persoonlijke tuner Gordini overgenomen en besloot de beide merken over te hevelen onder één enkele noemer: Renault Sport.
Juist die beslissing om samen met Renault te gaan luidde de teloorgang van het merk in. Hoewel Renault met de legendarische Renault Alpine A442 de 24 uur van Le Mans uiteindelijk wist te winnen, bleken de verkopen van Alpine steeds meer achter te blijven. Renault besloot dan ook om het merk in 1995 op te heffen, het merk verdween vervolgens uit het straatbeeld. Alpine ging definitief over in Renault Sport.
Het had echter anders kunnen lopen. Voor Alpine was in de jaren '70 een uiteindelijke keuze voor de Formule 1 namelijk niet vreemd geweest. Zo bouwde de autobouwer van 1971 tot 1976 het chassis voor teams uit de Formule 2 en Formule 3. Het team bracht ook talenten als René Arnoux de koningsklasse in. Echte ambities om tot de Formule 1 te treden had men toen niet. Toch had Renault ook toen al kunnen kiezen voor een intrede met Alpine. Het zou daar echter nooit toe komen.
Uiteindelijk zou Renault Sport het ‘racemerk’ van Renault worden. Daarmee wist het team overigens veel successen te behalen. Zo focusten zij zich vanaf 1978 weer meer op de Formule 1 en wist het team met Williams, Benetton en het eigen fabrieksteam flink wat succes te behalen. De naam Alpine was niet meer nodig en was compleet uit de herinnering weggevaagd.
De terugkeer van Alpine
Tot 2013, toen besloot toenmalig CEO Carlos Ghosn om het automerk nieuw leven in te blazen. De A110 kreeg een ‘remaster’ dankzij de samenwerking tussen Caterham en Renault. Het zorgde voor een fraaie concept-auto die uiteindelijk pas in 2017 écht geproduceerd zou worden. Dat zou de definitieve terugkeer blijken van het automerk. Nog altijd wordt de auto gebouwd en er zijn nadrukkelijk plannen om meer auto’s te bouwen.
Om de terugkeer nog eens extra aan te dikken, keerde het automerk ook in 2013 terug in de LMP2-klasse van het World Endurance Championship, om vervolgens vanaf 2017 samen te gaan werken met het team van Signatech. Met dat team behaalde het automerk weer succes in de autosport, door onder andere de 24 uur van Le Mans opnieuw te winnen in 2019.
In 2017 gingen dus de eerste A110’s weer over de toonbank en sindsdien bouwt het merk gestaag verder aan haar portfolio. Zo startte het ook een GT4-programma op voor de geliefde A110. En zo bleef het automerk bouwen, tot het moment dat Carlos Ghosn uiteindelijk uit de directie van Renault wordt gezet vanwege corruptie. Op dat moment stond Renault wat betreft de organisatie ietwat stil. Lang was de vraag of de Renault-Nissan groep er boven op zou komen. Onzekerheid wat betreft het leiderschap leidde tot stilstand.
De coronacrisis als cruciaal keerpunt
Later trad er een nieuwe voorzitter aan, die het stokje van Ghosn overnam: Luca de Meo. Hij stak de intenties van zijn concern niet onder stoelen of banken, hij wilde Renault opnieuw laten bloeien. De autobranche ving echter enorme klappen op als gevolg van de coronacrisis met het gevolg dat veel autobouwers uiteindelijk de doelstellingen voor de toekomst moesten heroverwegen. Natuurlijk werd er ook gekeken naar het Formule 1-programma van de fabrikant, maar ook naar het portfolio aan merken.
Dat betekent dat er een strategische wissel aan zit te komen. De Meo gaf bijvoorbeeld bij de aankondiging van de naamsverandering naar Alpine in de Formule 1 al te kennen graag meer aandacht te willen vestigen op het Franse autosportmerk. Maar opvallend is ook het doel dat De Meo voor ogen heeft. Hij hoopt namelijk Alpine om te vormen tot een ‘Frans Ferrari’. Hij kijkt daarbij nadrukkelijk naar de strategie die Enzo Ferrari in het verleden altijd heeft aangehouden.
Een afgesloten business gefocust op autosport
De Meo hoopt dat het succes van Alpine uiteindelijk zorgt voor sterkere verkoop van Alpine-auto’s. Voorafgaand aan de Italiaanse Grand Prix op Monza, vlak na de aankondiging, vertelde hij dat het bedrijf zich volledig bezig zal houden met autosport.
'Het interessante deel van het bedrijf wordt het gedeelte dat we creëren rond de autosport, zodat we autosport-activiteiten mogelijk kunnen financieren. Het idee is dan ook dat het een afgesloten business moet worden, een soort cirkel, zodat we de toewijding en de betrokkenheid van de groep in de autosport kunnen veiligstellen en blijvend kunnen maken', vertelde De Meo aan Motorsport.com.
Het interessante aan De Meo’s uitlatingen is dat hij tracht met de nieuwe filosofie een bedrijf neer te zetten dat minimaal break-even draait. Kortom, de kosten moeten opwegen tegen de baten van de organisatie. Het is dus precies het model dat Ferrari uiteindelijk op de plaats heeft gebracht waar het nu staat. Het merk deed het namelijk zelf ook in de jaren ’70.
Wat in het verleden niet geschiedde, krijgt een nieuwe kans
Waar Alpine in het verleden door Renault niet de kans heeft gekregen om zichzelf te profileren als autosportmerk, mogen ze het nu alsnog gaan proberen. Weliswaar in compleet veranderde omstandigheden. Het merk heeft nu immers een groot concern als Renault achter zich staan, terwijl datzelfde bedrijf het eerst bruut annexeerde. Dit model had in alle waarschijnlijkheid ook in het verleden kunnen werken.
Een week nadat Alpine bekend maakte dat zij hun entree zullen maken in de Formule 1, maakte het bedrijf ook bekend vanaf het volgende WEC-seizoen aan te zullen treden met een LMP1-bolide in het endurance-kampioenschap. Het bedrijf zet dus volledig in op de verschillende koningsklassen van de autosport, en hoopt duidelijk op een herhaling van vroeger tijden.
De Meo ziet dus een ultieme kans. 'Ik denk voornamelijk dat dit een manier is om verder te gaan en iets nieuws te doen dat aantrekkelijk is voor het publiek. Maar bovenal iets doen dat geloofwaardig is. Natuurlijk test je en praat je wat met mensen voordat je dit soort dingen doet. Maar iedere keer als je een verhaal als dit vertelt, zie je een lach. Ik heb er heel veel vertrouwen in dat dit een heel, heel goed verhaal kan worden.' (Foto: Renault Sport F1 Media)
Door: Merijn Kramer
Plaats reactie
0 reacties
Je bekijkt nu de reacties waarvoor je een notificatie hebt ontvangen, wil je alle reacties bij dit artikel zien, klik dan op onderstaande knop.
Bekijk alle reacties