Alfa Romeo lijkt af te zwaaien: na successen in de jaren ’50 vonden de Italianen de magie niet meer terug Formule 1
Formule 1

Alfa Romeo lijkt af te zwaaien: na successen in de jaren ’50 vonden de Italianen de magie niet meer terug

Alfa Romeo lijkt af te zwaaien: na successen in de jaren ’50 vonden de Italianen de magie niet meer terug

Alfa Romeo is sinds de start van de Formule 1 al actief in de koningsklasse. Het team heeft meerdere successen gekend, maar nam ook lange tijd niet deel aan het kampioenschap. Momenteel rijdt het team van Sauber onder de naam Alfa Romeo Racing, maar daar komt een einde aan in 2023. Audi maakte bekend dat het gaat samenwerken met Sauber vanaf 2026 en dus lijkt Alfa Romeo opnieuw te verdwijnen uit de sport.

In principe bestaat de Formule 1 al langer dan 1950, maar sinds dat moment is de sport een officieel kampioenschap. Voor dat jaar was Alfa Romeo al een goed team, want het had al een succesvolle geschiedenis in Grand Prix-races. Die goede resultaten gingen door in 1950. Met onder andere de coureurs Giuseppe 'Nino' Farina en Juan Manuel Fangio was Alfa Romeo in 1950 het beste team. Zij reden met de Alfa Romeo 158 (ook wel Alfetta genoemd), waarvan de eerste versie al in 1938 werd gelanceerd.

In 1950 was er nog geen constructeurskampioenschap, maar duidelijk was wel welke wagen er domineerde. Van de zeven races die er dat jaar op de kalender stonden, won Alfa Romeo er zes. De andere was op Indianapolis, waar de teams uit de Formule 1 niet aan deelnamen. De kampioen dat jaar was Farina met de helft van de overwinningen van het team. De puntentelling dat jaar was ook een stuk anders dan we nu gewend zijn, want alleen de beste vier resultaten telden mee. Doordat Farina drie keer won en een keer vierde werd, stond hij hoger in het kampioenschap dan Fangio. De Argentijn won net als de Italiaan drie races, maar finishte de andere races niet of reed niet mee.

Grotere tegenstand, maar nog steeds magistraal

Het jaar daaropvolgend was Alfa Romeo niet meer de alleenheerser, want de Italiaanse renstal kreeg een sterke tegenstander uit hetzelfde land, Ferrari. Zonder Indianapolis meegerekend waren er zeven races en ondanks de toegenomen strijd wist Alfa Romeo met opnieuw Fangio en Farina meer dan de helft van de races te winnen. Dit keer trok Fangio aan het langste eind en hij won dat jaar het kampioenschap met tien punten meer dan de tweede man, die reed voor Talbot-Lago.

Alfa Romeo reed in 1951 met de Alfetta 159, wat een redelijk evolutionaire wagen was. De auto had een dubbele compressor en de motor werd opgevoerd tot ruim 425pk bij 9600 toeren. Dat was voor die tijd een enorm vermogen. In Monza dat jaar, de een-na-laatste Grand Prix, introduceerde het team zelfs nog een nieuwe wagen, de 159M. Hierbij staat de ‘M’ voor Maggiorata, wat in het Italiaans ook wel ‘uitgebreid’ betekent.

Te weinig budget reden van vertrek

Eind 1951 werd echter bekend dat Alfa Romeo niet nog een seizoen zou deelnemen in de Formule 1. De ontwikkeling van een nieuwe wagen, de Alfa Romeo 160, was al gestart, maar toen bekend werd dat de Italiaanse overheid het team niet meer zou sponsoren, werd de ontwikkeling gestaakt. Het team zelf had weinig budget en kon dus niet meer voor de kosten opdraaien. Toch zonde gezien de Alfetta 158 en 159 tot de meest succesvolle racewagens van de Formule 1 aller tijden kunnen worden beschouwd.

Succes bleek moeilijker dan gehoopt

De periode daarna bestond voor Alfa Romeo met name uit grote periodes afwezigheid. Het team keerde als motorleverancier kortstondig terug in 1961 en leverde kleinere teams een 4-in-lijn-motor, maar zonder grote successen. Daarop volgde weer jaren zonder het Italiaanse merk, tot het team opnieuw motoren begon te leveren in 1970 en 1971 aan onder andere McLaren, maar een succes was de V8 niet.

Een paar jaar daarna, vanaf 1976, werd Alfa Romeo een succesvollere leverancier. Tot 1979 gebruikte Brabham de twaalf-cilinder boxermotoren van de Italiaanse renstal. Deze samenwerkingen heeft meerdere overwinningen opgeleverd en is dus als motorleverancier het grootste succes van Alfa Romeo, maar nog steeds was het niet optimaal. De motoren waren groot en dus moest er veel aan de wagen aangepast worden, wat de auto een stuk langzamer maakte.

Alfa Romeo keert terug als fabrieksteam: ‘Bedoel je die klootzak in de andere groene auto?’

In 1979 keerde Alfa Romeo toch weer terug als team toen tijdens de Grand Prix van België coureur Bruno Giacomelli debuteerde met de Alfa Romeo 177. Tussen 1979 en 1985 had het team een aantal successen, zoals twee poles, vijf podiums en een snelste ronde, maar verder volgde pech op pech. Zo had Giacomelli pole in de Verenigde Staten in 1980 en reed hij een hele tijd aan de leiding tot zijn auto het begaf. Ook Andrea de Cesaris kon starten vanaf pole in 1982, maar kon door een ongeluk de race niet uitrijden.

De jaren daarna werden slechter. De coureurs van het team wisten in 1985 geen punt te scoren met de auto die vanwege sponsor Benetton groen was en die in de verste verte niet leek op een Alfa Romeo. De coureurs die dat jaar reden voor de Italiaanse renstal, Eddie Cheever en Riccardo Patrese, konden elkaar wel uitkotsen. Dat resulteerde in botsingen op het circuit en een hele slechte sfeer. Maurice Hamilton, een auteur die al heel lang meedraait in de sport als onder andere verslaggever, vroeg Cheever naar zijn teamgenoot en de coureur brandde los. ‘Teamgenoot?!’, zo riep hij. ‘Welke teamgenoot? Bedoel je die klootzak in de andere groene auto?’. De resultaten zorgden er onder andere voor dat na een overname van Fiat er definitief een streep werd gezet door het fabrieksteam.

Opnieuw motorleverancier, maar tegenstrijdige belangen zorgen voor falen

Toch was Alfa Romeo in de daaropvolgende jaren nog wel motorleverancier. Vanaf 1983 tot 1987 leverde de Italianen aan het kleinere team Osella. Alfa Romeo gaf zelfs technische input wat betreft het chassis bijvoorbeeld. Toch zorgde het ontbreken van succes en slechte publiciteit ervoor dat Alfa Romeo besloot om niet meer samen te werken met het team.

Tussendoor leverde Alfa Romeo ook nog een vier-in-lijn-motor aan het Franse team Ligier. Iets waar Fiat minder blij mee was, omdat Ferrari ook onder Fiat valt en het dus niet wilde dat de twee tegen elkaar zouden vechten in de Formule 1. Een uitbarsting van René Arnoux, die de wagen van Ligier testte, over de slechte kwaliteit van de Alfa Romeo-motor was uiteindelijk de reden voor een vroegtijdige nietigverklaring van het contract.

Toekomst van Alfa Romeo in de Formule 1 onzeker

Na decennia van afwezigheid is de Alfa Romeo-naam toch sinds 2018 weer prominent aanwezig in de Formule 1. Het jaar ervoor werd aangekondigd dat Sauber zou gaan rijden onder de naam van het Italiaanse merk. In eerste instantie was dit een tweejarige deal, maar deze werd in 2019 verlengd. De eerste drie jaar met Antonio Giovinazzi en Kimi Räikkönen waren geen groot succes met twee jaar op rij de achtste plaats in het kampioenschap en in 2021 een negende plek. Dit jaar is er echter wel vooruitgang zichtbaar met momenteel een zesde plek met coureurs Valtteri Bottas en Zhou Guanyu.

Alhoewel de samenwerking tot minimaal 2023 zal bestaan, heeft Alfa Romeo bevestigt dat dat ook het laatste jaar zal zijn. Sauber zal vanaf 2026 gaan samenwerken met Audi. Vooralsnog zal Alfa Romeo dus nog alles op alles zetten, maar opnieuw is de toekomst van het Italiaanse merk in de Formule 1 niet gegarandeerd. Toch kan het team terugkijken op een succesvolle eerste twee jaar met tien overwinningen en polepositions en twee wereldtitels.

Plaats reactie

666

0 reacties

Laad meer reacties

Je bekijkt nu de reacties waarvoor je een notificatie hebt ontvangen, wil je alle reacties bij dit artikel zien, klik dan op onderstaande knop.

Bekijk alle reacties

Meer nieuws